Column Hanneke Poelmans: Handdoekje leggen
Handdoekje leggen
Sinds een aantal maanden werk ik weer een paar dagen per week op een kantoor (vraag me niet waarom). Een typische kantoortuin zoals ons land er duizenden kent: in hoogte verstelbare bureaus, ergonomische stoelen, gehorige glazen hokjes (de startbaan van Schiphol is er niks bij), sensoren die lampen uitzetten bij te weinig beweging (met routineus wapperende armen tot gevolg), dubbele beeldschermen en hippe hubs waar elk noembaar device probleemloos op kan worden aangesloten. Voor de doorgewinterde kantoortijgers een paradijs, voor mij als autist een stortvloed aan prikkels.
Dit keer wil ik het hebben over een nieuw fenomeen: het handdoekje leggen. Moderne kantoren hebben te weinig werkplekken en het flexconcept is nog steeds populair. Ergo: een dagelijkse strijd om het bureau. Waar op mijn eerdere werkplekken het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ gold, bepaalt hier een Excel-sheet ons dagelijks lot. Iedereen noteert per dagdeel zijn naam bij de gewenste werkplek.
De eerste maanden had ik het document niet nodig. Ik zat samen met een collega (beiden op ons laptopje) in een hokje; gehorig maar functioneel. Tot de vakantie kwam. Bij terugkomst zat mijn collega op een ‘echte’ werkplek met dubbel scherm, een grote-mensen-toetsenbord en een geavanceerde bureaustoel. Twee weken ging dat goed. Daarna sloeg de bureauschaarste weer toe. Op een dag nam ik aarzelend plaats achter een bureau waar nog niemand zat. Toch checkte ik het Excelbestand: bureau 6, ochtend: Maaike. Hmm. Nog voordat ik moed had kunnen verzamelen om rond te vragen of mensen wisten of Maaike vandaag nog zou komen (doodeng, zulke ogenschijnlijk eenvoudige gesprekjes!) kwam iemand op hoge poten naar me toe. Waarom had ik haar naam in het document opeens gezet bij een andere werkplek dan waar ze normaal zat? Ik schrok. Wat had ik fout gedaan? Mijn directe collega Peter schoot me gelukkig snel te hulp. Hij had de naam er per ongeluk ingezet, zo bleek. Foutje. Nu ik toch opeens een sociale interactie had met 2 personen, zag ik mijn kans schoon. Ik haalde diep adem en vroeg, zo luchtig mogelijk: weten jullie toevallig of Maaike vandaag nog komt? ‘Waarschijnlijk niet, dan zou ze er nu al zijn geweest. En als ze toch komt, vraag je toch of zij in het hokje wil gaan zitten? Dan zeg jij gewoon dat je met Peter moet samenwerken vandaag. Blijf gewoon zitten, joh.’
Overweldigd door zoveel prikkels bleef ik zitten. Hier botsten 2 principes in mijn hoofd: regels volgen of pleasen (en iemands instructies opvolgen). Uit haar mond klonk het zo makkelijk. Helaas. Nog geen 5 minuten later stond Maaike naast mijn bureau. Geschrokken stamelde ik iets en vroeg ik of zij in het hok wilde zitten. ‘Oh nee! Geen sprake van! Vreselijke plek.’ Oh. Ok. Sorry! Ik ga wel naar het hok. Schakelmoment nummer zoveel, en de dag was nog maar net begonnen.
Toen ik me net goed en wel geïnstalleerd had in de vissenkom klopte Maaike opeens op de glazen deur. ‘Bureau 5 is vrijgekomen! Joost heeft zich afgemeld’. ‘Oh, wow, wat aardig van je, dankjewel!’, reageerde ik. Verhuizing nummer 2 van de dag. Dankbaar nam ik tegenover haar plaats. En alsof het niet beter kon zat ik ook nog naast Peter. Kwam het allemaal toch nog goed.
Tot nog eens 10 minuten later Ina binnenkwam. Ze stopte bij mijn bureau. ‘Ik heb nummer 5 gereserveerd!’, zei ze. ‘Oh, maar Joost komt vandaag niet, dus daarom ben ik er gaan zitten’, stamelde ik. Ina zuchtte. ‘Tja, toen Joost zich afmeldde heb ik mijn naam netjes in het Exceldocument gezet!’ Dat was voor mij de druppel. Zonder iets te zeggen pakte ik mijn spullen bij elkaar en liep ik de afdeling uit. Ik vond het verschrikkelijk. Twee keer was ik in de ogen van anderen een aso geweest die zich niet aan de regels hield. Die illegaal en gemakzuchtig een plekje had geclaimd. Het druist zó in tegen wie ik ben, want ik wil me juist aan de regels houden.
Alle emoties werden me teveel. Verstijfd stond ik in de pantry, waar ik een collega tegenkwam met wie ik 2 uur later een overleg zou hebben. Ik kon niet weggaan, want dan kwam ik mijn afspraak met hem niet na. Maar ik kon ook niet blijven. Want ik had geen werkplek. En ik schaamde me teveel om terug te gaan naar het glazen hok.
Mijn directe collega had de commotie blijkbaar meegekregen en was me gevolgd naar de pantry. ‘Wat nu?’ zei hij, op empathische toon. Ik had me tot dan toe in weten te houden, zoals ik elke werkdag heel veel energie stop in het camoufleren, het doen alsof ik niet autistisch ben, alsof het verkeerslawaai door het open raam me niet stoort, alsof al het gepraat om me heen me niet tot wanhoop drijft, alsof alle onduidelijke vragen, impliciete verwachtingen en onbetrouwbare afspraken me niet compleet gek maken, maar nu kon ik het niet langer houden. Júist door zijn vriendelijkheid, zijn begripvolle blik. Ik hield het niet langer en barstte in tranen uit.
Snel liep ik naar buiten, want ik wilde niet voor de hele afdeling voor schut staan. ‘Ik ben er helemaal klaar mee!’ snikte ik. ‘Ik ga naar huis. En dan kom ik over 2 uur wel terug voor het overleg met Wim.’ ‘Oh, maar dan doe je dat toch lekker via Teams? Rustig aan hè?’. Oh, wow, dat kan natuurlijk ook. Via Teams. Dan hoef ik het overleg niet af te zeggen. En kan ik in mijn eigen huis tot rust komen. Zonder luxe bureaustoel of dubbele beeldschermen. Maar ook zonder prikkels. En handdoekjes.
Hanneke Poelmans