In de spotlight: Opleiding Stress-Sensitief Werker

Column Andrew van Tienoven: 50-plus, pittig én present

Column Hanneke Poelmans: Handdoekje leggen

Handdoekje leggen

Sinds een aantal maanden werk ik weer een paar dagen per week op een kantoor (vraag me niet waarom). Een typische kantoortuin zoals ons land er duizenden kent: in hoogte verstelbare bureaus, ergonomische stoelen, gehorige glazen hokjes (de startbaan van Schiphol is er niks bij), sensoren die lampen uitzetten bij te weinig beweging (met routineus wapperende armen tot gevolg), dubbele beeldschermen en hippe hubs waar elk noembaar device probleemloos op kan worden aangesloten. Voor de doorgewinterde kantoortijgers een paradijs, voor mij als autist een stortvloed aan prikkels.

Dit keer wil ik het hebben over een nieuw fenomeen: het handdoekje leggen. Moderne kantoren hebben te weinig werkplekken en het flexconcept is nog steeds populair. Ergo: een dagelijkse strijd om het bureau. Waar op mijn eerdere werkplekken het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ gold, bepaalt hier een Excel-sheet ons dagelijks lot. Iedereen noteert per dagdeel zijn naam bij de gewenste werkplek.

De eerste maanden had ik het document niet nodig. Ik zat samen met een collega (beiden op ons laptopje) in een hokje; gehorig maar functioneel. Tot de vakantie kwam. Bij terugkomst zat mijn collega op een ‘echte’ werkplek met dubbel scherm, een grote-mensen-toetsenbord en een geavanceerde bureaustoel. Twee weken ging dat goed. Daarna sloeg de bureauschaarste weer toe. Op een dag nam ik aarzelend plaats achter een bureau waar nog niemand zat. Toch checkte ik het Excelbestand: bureau 6, ochtend: Maaike. Hmm. Nog voordat ik moed had kunnen verzamelen om rond te vragen of mensen wisten of Maaike vandaag nog zou komen (doodeng, zulke ogenschijnlijk eenvoudige gesprekjes!) kwam iemand op hoge poten naar me toe. Waarom had ik haar naam in het document opeens gezet bij een andere werkplek dan waar ze normaal zat? Ik schrok. Wat had ik fout gedaan? Mijn directe collega Peter schoot me gelukkig snel te hulp. Hij had de naam er per ongeluk ingezet, zo bleek. Foutje. Nu ik toch opeens een sociale interactie had met 2 personen, zag ik mijn kans schoon. Ik haalde diep adem en vroeg, zo luchtig mogelijk: weten jullie toevallig of Maaike vandaag nog komt? ‘Waarschijnlijk niet, dan zou ze er nu al zijn geweest. En als ze toch komt, vraag je toch of zij in het hokje wil gaan zitten? Dan zeg jij gewoon dat je met Peter moet samenwerken vandaag. Blijf gewoon zitten, joh.’

Overweldigd door zoveel prikkels bleef ik zitten. Hier botsten 2 principes in mijn hoofd: regels volgen of pleasen (en iemands instructies opvolgen). Uit haar mond klonk het zo makkelijk. Helaas. Nog geen 5 minuten later stond Maaike naast mijn bureau. Geschrokken stamelde ik iets en vroeg ik of zij in het hok wilde zitten. ‘Oh nee! Geen sprake van! Vreselijke plek.’ Oh. Ok. Sorry! Ik ga wel naar het hok. Schakelmoment nummer zoveel, en de dag was nog maar net begonnen.

Toen ik me net goed en wel geïnstalleerd had in de vissenkom klopte Maaike opeens op de glazen deur. ‘Bureau 5 is vrijgekomen! Joost heeft zich afgemeld’. ‘Oh, wow, wat aardig van je, dankjewel!’, reageerde ik. Verhuizing nummer 2 van de dag. Dankbaar nam ik tegenover haar plaats. En alsof het niet beter kon zat ik ook nog naast Peter. Kwam het allemaal toch nog goed.

Tot nog eens 10 minuten later Ina binnenkwam. Ze stopte bij mijn bureau. ‘Ik heb nummer 5 gereserveerd!’, zei ze. ‘Oh, maar Joost komt vandaag niet, dus daarom ben ik er gaan zitten’, stamelde ik. Ina zuchtte. ‘Tja, toen Joost zich afmeldde heb ik mijn naam netjes in het Exceldocument gezet!’ Dat was voor mij de druppel. Zonder iets te zeggen pakte ik mijn spullen bij elkaar en liep ik de afdeling uit. Ik vond het verschrikkelijk. Twee keer was ik in de ogen van anderen een aso geweest die zich niet aan de regels hield. Die illegaal en gemakzuchtig een plekje had geclaimd. Het druist zó in tegen wie ik ben, want ik wil me juist aan de regels houden.

Alle emoties werden me teveel. Verstijfd stond ik in de pantry, waar ik een collega tegenkwam met wie ik 2 uur later een overleg zou hebben. Ik kon niet weggaan, want dan kwam ik mijn afspraak met hem niet na. Maar ik kon ook niet blijven. Want ik had geen werkplek. En ik schaamde me teveel om terug te gaan naar het glazen hok.

Mijn directe collega had de commotie blijkbaar meegekregen en was me gevolgd naar de pantry. ‘Wat nu?’ zei hij, op empathische toon. Ik had me tot dan toe in weten te houden, zoals ik elke werkdag heel veel energie stop in het camoufleren, het doen alsof ik niet autistisch ben, alsof het verkeerslawaai door het open raam me niet stoort, alsof al het gepraat om me heen me niet tot wanhoop drijft, alsof alle onduidelijke vragen, impliciete verwachtingen en onbetrouwbare afspraken me niet compleet gek maken, maar nu kon ik het niet langer houden. Júist door zijn vriendelijkheid, zijn begripvolle blik. Ik hield het niet langer en barstte in tranen uit.

Snel liep ik naar buiten, want ik wilde niet voor de hele afdeling voor schut staan. ‘Ik ben er helemaal klaar mee!’ snikte ik. ‘Ik ga naar huis. En dan kom ik over 2 uur wel terug voor het overleg met Wim.’ ‘Oh, maar dan doe je dat toch lekker via Teams? Rustig aan hè?’. Oh, wow, dat kan natuurlijk ook. Via Teams. Dan hoef ik het overleg niet af te zeggen. En kan ik in mijn eigen huis tot rust komen. Zonder luxe bureaustoel of dubbele beeldschermen. Maar ook zonder prikkels. En handdoekjes.

Hanneke Poelmans

Column Arash Kargar: Alleen overleven is niet genoeg!

Oorlog of discriminatie? Wat laat diepere littekens achter? Het is een vraag die mij soms wordt gesteld. Deze vraag is lastig te beantwoorden. Kiezen tussen twee kwaden is onmogelijk. Toch weet ik één ding zeker: in beide gevallen gaat het om veiligheid. En als ik aan dit woord denk, kom ik steeds terug bij dat ene beeld, een moment in de prachtige, maar verwoeste stad Kabul.

Ik sta als zesjarig kind voor ons appartement, kijkend naar de blauwe hemel. Zoekend naar witte duiven, het symbool van vrede. Als kind droomde ik ervan ooit in vrede en veiligheid te leven. Voor mij was dat een leven zonder angst. Angst voor verwoesting, voor de lawaaierige raketten die de hemel van Kabul verscheurden. Angst of ik morgen nog zou leven. En als ik de dag overleefde, vroeg ik me stilletjes af: zie ik morgen mijn ouders, zussen en broer nog? Kan ik morgen even met mijn vrienden voetballen zonder telkens te moeten schuilen voor de bombardementen? De volgende dag was altijd een verrassing: zie ik die witte duiven, hoop en vrede, of toch die vliegtuigen die voor verwoesting en ellende zorgen?

Jaren later, op mijn zestiende, vluchtte ik naar Nederland. Eindelijk kwam mijn droom uit. Ik belandde in een land waar vrede en veiligheid gegarandeerd waren. Hier voelde ik voor het eerst hoe het is om niet voortdurend op mijn hoede te zijn. Om niet meer angstig te zijn. Het was een fijn gevoel, maar helaas kortdurend. Al snel moest ik een nieuw gevecht aangaan: discriminatie. De eerste confrontatie kwam op 11 september 2001. Ik herinner me die dag nog alsof het gisteren was.

Ik sta op het veld, klaar voor de voetbaltraining. In de verte zie ik Ronald, een teamgenoot, schreeuwend, scheldend en dreigend op mij afkomen. Voordat ik iets kan doen, staat hij op een paar centimeter van mij af. Hij kijkt indringend en schreeuwt: “Klootzakken, kijk wat jullie gedaan hebben,” verwijzend naar de verschrikkelijke aanslagen op de Twin Towers. Ik schrik en verstijf. Het enige wat ik denk is: Nee! Niet weer. Niet hier. Niet nu. Niet weer die angst, die onveiligheid. De dreiging was terug. Vaak genoeg, in een andere vorm. Heel persoonlijk en voelbaar. Hier was ik niet klaar voor.

Ik realiseerde me snel dat het overleven van een oorlog niet genoeg is om je echt veilig te voelen. Nu stonden mijn afkomst, huidskleur en overtuigingen onder druk. Het voelde onrechtvaardig. Dit gevecht was anders: soms subtiel, onzichtbaar en soms hard, maar altijd pijnlijk. In Afghanistan kwamen de dreigingen met oorverdovend geweld uit de lucht, in de vorm van raketten. In Nederland waren het stilzwijgende blikken, fluisterende woorden, openlijke beschuldigingen. Gek genoeg voelde de angst vertrouwd, alleen de ‘vijand’ was nu anders.

De worsteling met discriminatie was heftig, precies zoals met de oorlog. Alleen raakte dit nu niet mijn lichaam, maar mijn identiteit. Die mocht er niet zijn. Het was voor velen onbekend en anders. Na veel vallen en opstaan leerde ik steeds beter omgaan met verschillende vormen van discriminatie: hoe deze te herkennen en vooral hoe weerbaar te worden. Want het probleem lag niet bij mij. Niet bij mijn denkbeelden of uiterlijk. Het probleem was en is veel breder. Het wordt op allerlei manieren gevoed. En uiteindelijk ligt het bij degene die discrimineert, bewust of onbewust en handelt uit angst en onwetendheid.

Discriminatie en onveiligheid raken mij nog steeds. Maar gelukkig- en helaas- weet ik nu hoe ik moet reageren. Tegenwoordig kies ik er bewust voor om mij, in welke situatie dan ook, veilig te voelen. Dat kost energie, en vergt moed en lef. Want het is niet eenvoudig om nieuwsgierig te blijven terwijl iemand je kleineert of buitensluit. Toch is juist dát de manier om een dialoog aan te gaan en te begrijpen wat er achter het gedrag schuilt. Soms vraag ik mij af: hoe anders was het geweest als ik, toen Ronald mij discrimineerde, niet verstijfde maar de moed had om te vragen:  Hoe komt het dat je zo reageert? Wat wil je hiermee bereiken? 

Soms kijk ik nog steeds omhoog, zoekend naar witte duiven. In een wereld vol oorlogen blijft mijn droom hetzelfde: vrede en veiligheid. Niet zozeer voor mezelf, maar voor alle kinderen die met angst moeten leven. Net als vrede, die we enorm koesteren is (psychologische) veiligheid niet vanzelfsprekend. Daar moeten we altijd voor blijven vechten!

Arash Kargar

Hoe inclusief was jouw vakantie?

Niet meer alleen – Blog Crystal Ziel

Elk begin is waardevol

Zomer aan zee: Toegankelijke stranden in Nederland

Toegankelijke festivals in zomer 2025

Zomerpuzzel – Maak kans op een prijs!

Dat moet gevierd worden!

Pilot Banenafspraak in detentie

Zomer, zelfontwikkeling en leiderschap

Niet het moment – waarom het soms nóg niet werkt

Nieuwe column Hanneke Poelmans: Dubbele emp-AI

Nog maar 1 week! Tijdelijk aanbod: werkboek Inclusief Leiderschap

Belangrijke dagen voor het derde kwartaal 2025

Het verlossende woord voor het Huis van Herstel…

Keti Koti – één van de nieuwe vrije dagen?

Een (te) gekke actie

Nieuwe column Hanneke Poelmans: Durf te vragen!

Terugblik kennis Webinar Risicotaxatie

Alleen tijdens Pridemaand: Werkboek Inclusief Leiderschap los verkrijgbaar!

Blog Crystal Ziel: Vakantie is niet vanzelfsprekend

Pride maand 2025