Hanneke Poelmans

Fotografie: Bianca Toeps

“Leesplicht”

In bijna alle kamers in mijn huis zijn ze te vinden: torentjes van papier. Tijdschriften welteverstaan, maand-en weekuitgaven van clubjes waar ik lid van ben of die gratis op mijn deurmat belanden (ik hanteer een ruimhartig welkomstbeleid: mijn groene Ja!-sticker maakt duidelijk dat elke ongevraagde papieren vreemdeling bij mij mag binnenkomen). De Varagids, Kampioen, Human, Libelle (ik liet me overhalen, ok?), Autisme magazine, Onze Taal, Tekstblad, Argus en tientallen Volkskrantmagazines, alsmede ledenbladen van Natuurmonumenten, Vogelbescherming, IVN en Rabobank, maar ook de glossy wijkgidsen van mijn eigen wijk en die van de wijk ernaast, inmiddels vergeelde gratis huis-aan-huiskranten, en tal van blaadjes die ik gratis meenam of in mijn handen geduwd kreeg.

Ze liggen in de woonkamer (op de tafel en verwarming), op het toilet (op de spoelbak), de knutselkamer (ja, die heb ik) en zolder (weggestopt in een verre hoek – de wekelijkse peutertijdschriften Pompoen, maar ook de blaadjes waar ik als student voor schreef). In de slaapkamer zijn ze uit het zicht onttrokken en zitten ze in een grote bloemendoos, dus dat telt niet, vind ik.

Het begon toen ik op mezelf ging wonen, als 20-jarige student. Ik had een studentenabonnement op De Groene Amsterdammer en elke maand een andere landelijke krant. Maar ook daar kwam wekelijks een huis-aan-huiskrant (en we hadden individuele brievenbussen, dus ieder kreeg z’n eigen exemplaar), en ook kreeg ik toen nog een blaadje van de kerk (waar ik me algauw liet uitschrijven, omdat ik het idioot vond dat ze me ongevraagd achtervolgden en ik inmiddels een bewuste atheïst was). Afijn. Zo stapelden de torens zich algauw op tot mythische proporties – ok, ik overdrijf, eerder bijzettafelformaat, wat als kleinbehuisde student eigenlijk best praktisch was, zo’n extra afzetgebied.

Ik ben geen officiële hoarder, daarvoor is de aandoening te serieus en mijn lijdensdruk te klein. Ik kan er prima mee leven (over hoarden gesproken: ooit die foto van oud-cabaretier, pianist en geniale versjesschrijver Kees Torn gezien uit de Varagids waar hij temidden van flesjes bier en paperassen rokend in zijn woonkamer zit? Doe maar even, met een prachtige toepasselijke tekst van zijn hand erbij, die getuigt van veel humor en zelfinzicht). Bij heeft het ook niet te maken met het willen vasthouden of verzamelen. Het is meer een dat ik ze allemaal wil lezen. Of nou ja, willen… Moeten. Een zelfopgelegde leesplicht. Ze gaan pas weg als ik ze uit heb. Van voor tot achter gespeld. En ja, dat duurt een tijdje. Omdat elke week meerdere exemplaren door de tochtafwerende borstel van de brievenbus vallen, is er niet tegenop te lezen. Zeker niet met de hedendaagse digitale concurrent: de smartphone.

Ik heb onlangs een aantal grote stappen gemaakt, waar ik trots op ben. Zo zegde ik mijn abonnement op de Volkskrant op (ook vanwege inhoudelijke redenen, maar met name vanwege die groeiende stapel magazines die me sardonisch lagen toe te grijnzen vanaf de vensterbank) en gooide ik een hele stapel huis-aan-huiskranten (nog uit coronatijd! Ik had erop kunnen promoveren hoe het lokale nieuws in die periode veranderde) rücksichtslos de kliko in. Opgeruimd staat netjes. Helaas liet ik me enkele weken later overhalen om gratis Libelle te ontvangen (“U hoeft alleen maar 2 euro verzendkosten per week te betalen, dat is toch niks?”), het tijdschrift dat mijn oma en mijn moeder lazen, dus misschien is het ook gewoon mijn lot, nu ik de magische 40-grens ben gepasseerd. Maar per saldo schiet ik er qua papierstapel natuurlijk niks mee op.

Overigens heeft het me wel degelijk iets opgeleverd. De Groenes las ik steevast met een woordenboek ernaast. Het leverde me een grote algemene kennis en woordenschat op. Op weg naar mijn opleiding las ik in de trein van Groningen naar Zwolle altijd de krant waar ik op dat moment een studentenabonnement op had van voor tot achter. Ik begon vooraan en las alles, ook de economie-en sportpagina’s, waar ik niks van begreep. In dat geval had het nog enigszins nut: omdat ik als student Journalistiek ook veel opstak van die stukken van anderen. Hoe is een tekst opgebouwd? Welke invalshoek heeft de auteur gekozen? Wat voor verschillende genres zijn er? En hoeveel verschillende stijlen en kleuren van verslaggevers, correspondenten, columnisten en onderzoeksjournalisten? Leesmeters maken, de belangrijkste les voor toekomstige schrijvers. En ook dit droeg weer bij aan mijn algemene kennis.

Fotografie: Bianca Toeps

Ik vond het altijd heel vervelend als er een klasgenoot, of erger nog: docent, in de trein naast me kwam zitten. Los van de sociale onhandigheid die dat met zich meebracht, bracht het ook mijn leesdoel in gevaar. Zo kwam die krant nooit uit. En pas als ie uit was, mocht ik aan de volgende beginnen. Toen ik mijn eerste bijbaantje bij de lokale Bruna kreeg, kreeg ik aan het eind van de dag altijd de overgebleven kranten mee. Geweldig natuurlijk, maar ook een zware last.

Het is een trek die ik bij alles heb: eerst iets afmaken, voor je met iets nieuws begint. Bij de tijdschriften kan ik gelukkig nog wel een schifting in belangrijkheid maken: de vaktijdschriften over taal gaan bovenop de stapel, en de wijkkrantjes scan ik eerst even om te zien of er nog iets belangrijks instaat. Maar het beperkt zich niet tot tijdschriften. Ook op mijn werk wil ik eerst de dingen afmaken waar ik eerder aan begonnen ben, voordat ik iets nieuws op kan pakken. Best lastig als je fulltime werkt en meedraait in een team waar de werkzaamheden zich opstapelen. Ook wil ik alles lezen. De dagelijkse verzameling van al het wereldnieuws van de sector waar ik werk, de nieuwsberichten die we zelf dagelijkse produceren… Gelukkig kan ik hier ook een schifting in maken en pak ik eerst op wat ik zelf moet doen, en bewaar ik de te lezen nieuwsoverzichten in een apart mapje in mijn e-mail om ze later te lezen. Dat mapje is inmiddels overvol. Maar weggooien doe ik niet.

Het heeft ook voordelen: ik ben goed op de hoogte en mis zo geen dingen die anderen misschien over het hoofd zagen. Ik zie verbanden, koppel dingen aan elkaar en dankzij mijn goede geheugen weet ik ook bijna altijd nog waar ik iets heb gelezen (al duurt het soms even).

Of het nu OCD is of autisme (of een combinatie), het hoort bij mij. Het geeft me onrust, omdat het nooit af is, maar het geeft me ook houvast, omdat ik begin bij het begin en niet hoef na te denken over welke andere mogelijke volgordes ik zou moeten kiezen. De enige kant waar ik wel van baal is de digitale verslaving, waar ik gelukkig niet alleen in ben. Het eindeloze, gedachteloze scrollen uit zich bij mij vaak in het lezen van alle (soms honderden) reacties op een post. En dat zijn vaak niet de meest verheffende teksten. Dan is een tijdschrift toch beter.