Ontmoet onze nieuwe columnist: Hanneke Poelmans!

Met trots verwelkomt Natuurlijk Inclusief een nieuwe vaste columnist: Hanneke Poelmans! Vanaf nu zal ze ons maandelijks verrassen met haar inspirerende columns. Hieronder haar eerste column!


Hanneke Poelmans

Fotografie: Bianca Toeps

“Had jij ook zo’n last van die uitgevallen treinen?”
Mijn collega kijkt me meelevend aan, terwijl ik me naast haar installeer op een flexplek.
Ik dwing mezelf terug te kijken, hoewel ik het heftig vind om iemand recht in de ogen te kijken.
“Eh, nee”, zeg ik een beetje beschroomd. Ik aarzel even voordat ik verder ga.
“Ik ben met de auto”.
“Oh ja! Dat vergeet ik elke keer.”
Mijn collega lacht, draait zich weer om en tikt driftig verder op haar toetsenbord, alsof deze onderbreking haar geen enkele energie heeft gekost. Vrolijk neuriet ze mee met het liedje op de radio die uit de speakers van haar computer klinkt. Zelf ben ik nu al uitgeput. Ik haat het als ik een uitzondering ben op de regel. En als autist ben ik dat nogal vaak. Ik wil niet opvallen, wil erbij horen, luchtig meepraten en net zo luchtig weer verder gaan met mijn werk. Maar mijn hersens draaien overuren. Interne prikkels noemen ze dat.

Ik verfoei mezelf. Zie mezelf door de ogen van mijn nieuwe werkomgeving; allemaal betrokken ambtenaren voor wie het vanzelfsprekend is dat ze met het openbaar vervoer naar hun werk reizen.

In hun ogen lijk ik natuurlijk wel gek. Helemaal uit Zwolle naar Den Haag. En dan die benzine- én parkeerkosten. Daar loop je toch op leeg? In de trein kun je ook nog lekker even wegdutten. Bovendien is het het voorkeursvervoermiddel van de werkgever, in het kader van een verantwoordelijke overheid enzo. Gelukkig val ik daar als inhuurkracht niet onder. Ik mag tenminste zelf kiezen hoe ik naar mijn werk reis. Maar toch. Ik ben toch wel gek dat ik met de auto kom?

Maar voor mij is het pure noodzaak. Om de werkdag op een prikkelrijk kantoor te overleven, is het cruciaal dat ik op de heen- en terugweg in mijn eigen bubbel in de auto kan zitten. Geen etensgeuren van andere mensen, geen telefoontjes of harde gesprekken om me heen, geen stress over of er een zitplek is, of er vertraging is, waar ik mijn fiets moet stallen, hoe de temperatuur is, of mensen zomaar tegen me beginnen te praten, enzovoort enzovoort. Bovendien is de toch al lange rit van deur tot deur met de auto aanzienlijk korter dan met het ov.

Fotografie: Bianca Toeps

Ik reis al jaren niet meer met de trein. Mijn ogen werden geopend toen een mede-autist me ooit vertelde dat hij zelf nooit met het ov reist vanwege alle prikkels. Verrek! Dat was natuurlijk ook een optie! Zelf had ik als student en later als forens ook jarenlang afgezien in te volle, stinkende, drukke treinwagons of bussen. Maar ik had zelf een keuze! (En privilege, dat besef ik goed.) Een keuze voor mijn eigen gezondheid. En ik ben nog altijd blij met die keuze. Maar helaas kan ik de schaamte nog niet helemaal van me afzetten – zeker niet in nieuwe omgevingen, waarin ik mijn gedrag moet verklaren.

In het geval van mijn collega was er voor mij geen reden om mezelf te verantwoorden of verdedigen, omdat haar toon totaal niet aanvallend of veroordelend was. In haar referentiekader zit de auto domweg niet vooraan. Logisch. Maar toch zit dat mechanisme ingebakken. Ik ben stom. Ik wijk af. De hele dag door ben ik hyperalert en me pijnlijk bewust van mijzelf; mijn woorden; mijn bewegingen en gedragingen. Ik doe de hele dag door mijn best zo normaal mogelijk te doen. En dat vreet energie.

Gelukkig kan ik in de auto op de terugweg lekker ontspannen. Mijn favoriete podcast aan, grinniken om de teksten op de bedrijfsbusjes op de snelweg (‘De Daxateur’), genieten van de perfectie van het metrum van afrit ‘Bleiswijk, Boskoop, Alphen aan den Rijn’ die precies op de melodie van ‘Schade Deutschland alles ist vorbei’ kan – en mezelf wentelend in de zoete geur van winegums. Weer een werkdag overleefd.