Het monster in ons hoofd
“Papa, ik kan niet slapen.”
“Er is een monster.”
“Er is geen monster, liefje.”
“Jawel, hij staat daar.”
Hoe vaak ik het ook ontkende, haar overtuiging stond vast. Tot ik besefte: ik moest niet tegen haar wereld ingaan, maar er juist instappen.
“Hoe ziet hij er dan uit?”
“Heel groot, papa. Met één voet, één hand en één oog.”
Ik stelde voor hem twee voeten, twee handen en twee ogen te geven. Iets bekends. Iets menselijker.
“En als we hem heel klein maken? Ben je dan nog steeds bang?”
Ze lachte. “Nee papa, nu niet meer.”
Even later sliep ze rustig in.
Ik bleef wakker. Want die avond drong iets tot me door: wij, volwassenen, maken onze eigen monsters. Ik noem ze beperkende overtuigingen. Ze duiken op als we bang zijn of onder druk staan. Ze fluisteren herhaaldelijk: ‘Het gaat je toch niet lukken.’ ‘Ik ben niet goed genoeg.’ ‘Mensen zijn niet te vertrouwen.’
Het lastige is dat ons brein overtuigingen als waarheid, een feit, opslaat. We geloven ze. Net zoals we ooit in Sinterklaas geloofden. Als kind hield je misschien hardnekkig vast aan dat idee. Niemand kon je van die gedachte brengen. Later kijk je wellicht er glimlachend op terug en vraag je je af: hoe kon ik dat ooit geloven?
Onze monsters van nu zijn niet onschuldig. Ze beperken niet alleen onze eigen groei, maar ook die van anderen. Denk aan een directeur die gelooft dat mensen van nature lui zijn: grote kans dat binnen zijn organisatie een cultuur van controle en wantrouwen ontstaat. Of neem een CEO die ooit een nare ervaring had met iemand uit een bepaalde groep: de kans is groot dat hij onbewust terughoudend wordt om mensen uit die groep aan te nemen.
Nog zorgwekkender wordt het als monsters collectief worden. Kijk naar het debat over asielzoekers. Politici weten hoe overtuigingen groeien: herhaal een boodschap vaak genoeg. Voeg er beelden en emoties aan toe. Het brein neemt het als waarheid aan. De media doen er nog een schep bovenop. Zo graven de monsters zich dieper in ons hoofd. En dan gebeurt het. We zien alleen nog wat in het verhaal past. Een incident wordt al snel een bewijs: “Zie je wel, ik had gelijk.”Alles wat het tegenspreekt, verdwijnt uit beeld. We zetten een collectieve bril op en reduceren groepen tot labels: gevaar, dreiging, tsunami.
De collectieve monsters kunnen ook verwoestend zijn. Niet omdat de dreiging werkelijk zo groot is, maar omdat ons brein steeds nauwer kijkt. Uit angst. Uit zelfbescherming. Te vaak leidt dat tot uitsluiting, polarisatie of zelfs geweld.
Daar ligt een verantwoordelijkheid. Bij politici, bestuurders, leiders. Hun woorden reiken verder. Hun verhalen zetten mensen in beweging. Maar ook bij onszelf. Want de monsters in ons hoofd zijn van ons allemaal. De uitdaging is simpel én moeilijk tegelijk: durven we onze bril af te zetten? Durven we in elkaars wereld te stappen in plaats van weg te kijken? Kunnen we nuance toelaten in plaats van zwart-wit?
Gelukkig kan het. Mijn dochter liet het me zien. Door haar monster kleiner te maken, verdween haar angst. Ook wij kunnen dat. We kunnen onze verhalen onderzoeken en onszelf vragen: kloppen ze echt, of zijn ze alleen vaak herhaald? Helpen ze ons vooruit, of houden ze ons gevangen? En misschien meer ruimte maken voor versterkende overtuigingen, ‘’het gaat je wel lukken”.
Beperkende overtuigingen zijn net als het monster onder het bed. In het donker lijken ze groot en angstaanjagend. Maar zodra we er licht op laten vallen, blijken ze verrassend klein. En dan ontstaat er ruimte. Voor rust. Voor vertrouwen. Voor elkaar.