Als Nederlands-Amerikaanse heb ik de verkiezingen in de Verenigde Staten op de voet gevolgd. Op 6 november werd ik om vier uur ’s nachts wakker en toen ik de tussenstand zag, kon ik niet meer slapen. Het werd niet beter, helaas, en enigszins aangeslagen ga ik nu door mijn week. Het is een week van flink aanpoten na een korte vakantie en dat leidt wel af. Toch bekruipt me af en toe een gevoel van moedeloosheid.
Dat gevoel heeft niks te maken met de mensen die anders stemden dan ik. Het heeft niks te maken met het verschil in ideeën en wereldbeeld. Dat is namelijk ook inclusie: accepteren dat er anderen zijn die anders denken dan jij. Met elkaar kunnen samenleven en samen werken is belangrijk en dan maakt het niet uit of je op de ene partij stemt of op de andere. Ik kan me niet voorstellen dat er een bedrijf bestaat waar iedere werknemer dezelfde ideeën heeft en precies hetzelfde wil. Of we ervoor uitkomen is natuurlijk een tweede.
Dat taboe dat soms op zaken en labels ligt besprak ik vandaag met een innovator in de transport- en logistieksector. Hij maakt zich hard voor bewustwording bij bedrijven, maar noemt het geen inclusie. Het gaat, vindt hij, om de wendbaarheid van bedrijven – wendbaar worden en blijven maakt of je als bedrijf overleeft. In die wendbaarheid zit een vraag richting de werkgever. Namelijk om zorg te dragen voor een omgeving waar mensen van allerlei pluimage goed kunnen gedijen. Een werkplek waar je niet hoeft te verstoppen wie je bent. Het vraagt ook iets van die werknemers, namelijk je zelf ook inzetten om onderdeel te zijn van het geheel.
Een thema dat ter sprake kwam was dat van hoogbegaafdheid en andere neurodiversiteit op de werkvloer. Uit eigen ervaring weet ik hoe ingewikkeld het kan zijn en coach ook mensen die tegen zaken aanlopen. De sleutel om gelukkig te zijn in het werk dat ik doe ligt zowel bij waar ik werk als bij mijzelf. Vanaf het eerste moment dat ik bij de ICQ groep kwam werken heb ik de ruimte ervaren mijn talenten en mogelijkheden in te zetten. Aan mij de schone taak me een beetje aan te passen omdat een groot deel van de wereld niet zo’n hoofd heeft als ik heb. Doe ik dat niet, dat stuit ik mensen tegen de borst, word ik als betweter gezien en benadeel ik de mensen om mij heen. Mijn gesprekspartner noemde het ‘een kameleon’ zijn.
Hetzelfde geldt dus voor alle vormen van inclusie en ook voor alle vormen van gesprek. Je hebt verschillende perspectieven, verschillende hoofden en ideeën en verschillende belangen en behoeften. Als je daar vanuit alle kanten je best voor doet (in dit geval als werkgever en als werknemer) dan kom je tot elkaar en creëer je een complementair geheel. Maar zorg je als werkgever niet voor die ruimte waar de mens kan groeien en ontwikkelen en zijn, dan komen ze niet naar je toe, raak je ze snel weer kwijt en/of krijg je niet wat ze te brengen hebben. Tegelijk als werknemers negeren dat er grenzen zijn, niet open zijn over wat ze nodig hebben en een uitzonderingspositie koesteren, dan is de kans groot dat de match klein is.
In gesprek met elkaar wil je ook ruimte geven aan verschil van mening of op zijn minst accepteren dat het bestaat. Dat is nu precies wat me zo moedeloos maakt. Als gedane beloftes door de president elect waar worden gemaakt, dan is er geen ruimte voor verschil. Zoals mijn (zwarte) nicht mij vertelde: ze is bang dat haar slimme en gemotiveerde dochter straks minder kans heeft op toegang tot een (goede) universiteit simpelweg omdat ze een kleur heeft.