Vooroordelen
We hebben het misschien niet altijd door, maar onze samenleving staat bol van de vooroordelen richting mensen die niet werken. Het begint al op een feestje (weet je nog dat we die vroeger hadden?). Mensen vragen altijd als eerste aan elkaar: “Wat doe je?”. Alsof je je bestaansrecht ontleent aan een baan. Het helpt ons elkaar te kunnen inschatten, in een hokje stoppen. Want blijkbaar hebben we dat nodig in onze sociale omgang met elkaar. Als iemand niet werkt, dan doet dit iets met ons. Zo werk ik fulltime en is mijn man huisman. Hoe geëmancipeerd we ook denken dat Nederland is; hier schrikken mensen van. Een man die voor het kind zorgt en het huishouden doet is blijkbaar informatie die moeilijk te verwerken is.
Begrip
Als we iemand tegenkomen die niet werkt omdat hij werkloos is, zijn we in eerste instantie sympathiek. Dat is natuurlijk heel vervelend. De meesten van ons kennen ook wel zo’n periode en dat is niet fijn. Wanneer de werkloosheid wat langer duurt, vinden we dat de persoon in kwestie wel iets beter zijn best kan doen. Het is ons indertijd toch ook gelukt? Zo’n vergelijking maken we minder makkelijk wanneer mensen in een situatie verkeren die erg van de onze verschilt. Als iemand een zware mantelzorgtaak heeft of schulden of een beperking of geen opleiding heeft om op terug te vallen. Dit geeft ons een ongemakkelijk gevoel. Het is namelijk mens eigen om de zaken te willen begrijpen. Daarom stoppen we mensen in hokjes. Om snel te kunnen handelen en grip te hebben op de omgeving. Iemand die in een situatie verkeert die ver van ons afstaat, staat dat begrip in de weg. Dus proberen we dichter bij die persoon te komen met opmerkingen als: “Och, je kan toch wel iets!” tegen iemand die volledig is afgekeurd of: “Kan je zus niet wat vaker helpen?” tegen iemand die mantelzorger is voor zijn ouders. Helaas overbruggen die opmerkingen de afstand niet, maar maken deze alleen maar groter. We gaan uit de verbinding in onze zoektocht naar grip.
Negatief beeld
Hetzelfde gebeurt wanneer mensen praten over uitkeringsontvangers. We willen grip krijgen op waarom zoveel mensen een uitkering hebben. We willen weten wat we daar als samenleving aan kunnen doen. Die behoefte aan grip op deze maatschappelijke kosten is ons voorgeschoteld. Er is ons verteld dat mensen in de uitkering misbruik maken van de situatie en dus frauderen. Wij hoorden dat heel veel mensen met een arbeidsbeperking onterecht een uitkering ontvangen. Over de mensen met arbeidsmogelijkheden werd gezegd dat ze niet vooruit te krijgen waren, ze wilden niet. Wij als samenleving geloofden dit. En waarom ook niet; het waren niet de minsten die ons deze informatie gaven. Het is alleen niet waar. Het was nodig een negatieve beeldvorming te creëren zodat forse bezuinigingen te rechtvaardigen waren. We moesten geloven dat deze groep mensen fout zaten zodat we met een andere manier met ze om konden gaan.
Verschuldigd
Is zo’n beeld er eenmaal, dan krijg je het ook niet zo snel meer weg. Sterker nog, zelfs de uitvoerders van de wetten en regels zijn er in gaan geloven. Zij kijken naar een groep mensen die al jaren een uitkering heeft en vinden het gerechtvaardigd deze mensen niet actief te helpen want: ‘ze willen toch niet’. Dat de inmiddels ingebedde beeldvorming van parasiterende, frauderende, niet-willende, minderwaardige uitkeringsontvangers niet bepaald helpt bij het vinden van een baan, daar staan ze niet bij stil. Het is zo makkelijk om mensen af te schrijven, weg te zetten en dan te mopperen dat ze in een hoekje staan. Ik snap het, we hebben het laten gebeuren. We hebben ons laten bedotten en zijn mensen met een uitkering gaan zien als mensen die ons iets verschuldigd zijn. Omdat wij met ons belastinggeld hun uitkering betalen. Maar misschien zijn wij hén wel iets verschuldigd. Een nieuwe blik, een eerlijke kans, ze loslaten uit dat hokje waar we ze in hebben gestopt. Het zal niet makkelijk zijn ons oude beeld te laten gaan, maar we kunnen het… als we maar willen.